Lang voor het begin van de jaartelling was er in Drenthe sprake van menselijke activiteit. Sporen van min of meer permanente bewoning in het gebied rond het tegenwoordige Zuidwolde werden gevonden op de Eekelenberg, Bazuin, Geezenkamp en Pieperij. Deze bewoning concentreerde zich op een smalle heuvelrug , die zich uitstrekte van het tegenwoordige Ten Arlo tot aan de Reest. Mogelijk is dit gebied een uitvalsweg geweest vanuit het Drents plateau via een doorwaadbare plaats in de Reest naar het gebied van Ommen. Deze landrug, met aan beide zijden uitgebreide veenmoerassen, is aanvankelijk een tamelijk geïsoleerd en weinig begeerd gebied geweest. In de 10e eeuw kwam het in handen van de bisschop van Utrecht. In de 14e eeuw kwam er meer belangstelling voor het gebied ten zuidwesten van het tegenwoordige Zuidwolde. Zo kocht Rudolf van Echten in 1316 “Huis en de landerijen te Drucht onder Suthwalda”(Zuidwolde). Het “Huis te Drucht” kan een versterkt huis geweest zijn in Drucht (nu Drogt) om de verbindingsweg tussen Ruinen en de Reest te beheersen. De naam van het buurtschap Fort zou dan ook kunnen wijzen op zo’n versterking. Op een kaart uit 1851 wordt “Het Fort” vermeld. Waarschijnlijker is echter dat Fort is afgeleid van “Voorde”, de doorwaadbare passage in de Reest, die voor 1600 werd gebruikt, omdat er nog geen brug was. Vanuit Drogt is waarschijnlijk het in cultuur brengen van het Zuidwolder gebied begonnen door het vormen van marken. Naast de marke van Drogt ontstonden er in de loop der eeuwen de andere marken: Nolde, Ten Arlo, Steenbergen, Linde, Bloemberg, Bazuin, Kerkenbosch, Veeningen en Schottershuizen. Van de moedermarke Drogt werd omstreeks 1708 Bazuin afgescheiden. De markegronden van Bloemberg werden opgedeeld in Bloemberg, Pieperij en Rabbinge. Begin van de 19e eeuw werd vanuit Veeningen begonnen met de afgraving van het veen. In 1813 werd het graven van de Veeninger Wijk ter hand genomen. De Veeninger Wijk werd verlengd voor afvoer van turf uit het Hooge Blok aan de zuidkant van de weg De Stapel – Veeningen. Uit deze wijk werd een zijtak gegraven tot aan Fort. Later werd deze wijk verder doorgetrokken tot aan de Traandijk. Dit gedeelte kreeg de naam Fortwijk. Fort ligt in een heideontginningslandschap, ontstaan door het in cultuur brengen van heide en vestiging van boerderijen. In de 20e eeuw kregen verschillende buurtschappen een school. De School in Fort werd in 1927 geopend. Fort kreeg een dorpshuis in 1976, als vervanging van het reeds bestaande houten gebouw. Riolering: in 1984 werd Fort aangesloten op de riolering. Speeltuin: in 1983 werd de speeltuin “De Tolterhoek” geopend. Deze werd in 1992 verplaatst naar het schoolplein.

Bronnen:Huizing, L. Zeven eeuwen Zuidwolde, 1975. uitg. C. Pet, Hoogeveen. R appol, M. e.a. In de bodem van Drente, 1992. Lingua Terra.

Een voorde: in vroeger tijden vormde de Reest een barrière, maar deze bleek meerdere ondiepten te tellen. Deze ondiepten werden opgezocht om er door heen te kunnen waden. De doorgangen werden in de loop van de tijd beter begaanbaar gemaakt door een voorde aan te leggen, een verharde plek. Een voord of voorde wordt gedefinieerd als een doorwaadbare plaats in een beek of rivier. Van een voorde kon te voet of met paard en wagen gebruikt worden gemaakt. De minimale breedte van deze vaak met veldkeien verharde en verhoogde plek is ongeveer 1,5 meter, dit in verband met de gangbare wielafstand van circa 1,2 meter. De voorde is voorloper van de brug.

Bron: Waterschap Reest en Wieden.